Ecotuning

20-08-2021

Zinspelen op ECOPSYCHOLOGIE | waarom ik instap in een leerreis naar ecopsychologie

Ecotuning: thuiskomen op de levende aarde

Ergens vorig jaar besloot ik dat ik van 2021, het jaar waarin ik 55 wordt, een bijzonder jaar wilde maken. Een jaar van integratie en transitie. Ik wilde ruimte maken om de talrijke draadjes van ervaring en kennis, gesponnen in 55 levensjaren en 34 jaar van professionele avonturen, te verweven tot een nieuw geheel. Ik wilde de weg openen voor wat al lange tijd aan mij trekt. Ruimte maken voor de hints die zich herhaaldelijk in kleine gebeurtenissen en flarden van inspiratie aan me opdrongen. Op een dag, ergens in de voorbije herfst, botste ik op een opleiding in de toegepaste ecopsychologie. Het resoneerde diep. Het gaf een perspectief voor wat aan me trok: een kans om diep begrip te ontwikkelen over de relatie tussen mens en de levende wereld. Dit is het thema dat als gouden draad doorheen mijn levensgeschiedenis loopt. Vanaf dat moment besefte ik pas echt: ik ben niet alleen in mijn zoeken. Er is een hele gemeenschap van mensen die verbonden zijn door eenzelfde gouden draad. Er is een veld van kennis en praktijken waarin ik kan stappen. Het veld geeft zichzelf de naam 'ecopsychologie'. En hoewel ik blijf struikelen over de naam ervan, opent zich een groeiende en bijzonder boeiende discipline waarin ik ervaar thuis te komen. In dit artikel open ik een stukje van het veld dat ik, na pas een kleine twee weken van studie, ontdek.

(leestijd: 25 minuten)

Ecopsychologie?

Ecopsychologie is een domein van wetenschap en praktijk die gericht is op het helpen ontwaken van het bewustzijn bij mensen, dat ze een actief deel zijn in het evolutionaire proces van leven op planeet aarde. Dat bewustzijn van verbondenheid is cruciaal, want zolang we aannemen dat de mens afgescheiden is van de (rest van de) natuurlijke wereld, zullen we de planeet blijven vernietigen. Van zodra we beginnen begrijpen wat het betekent om levend te zijn op aarde en te behoren tot de planeet, wordt het vanzelfsprekend dat de zorg voor de omgeving en de ander intiem verbonden is met de zorg voor onszelf. Handelen op deze manier is bovendien een antwoord op de eis van jonge mensen: waarin volwassenen eindelijk verantwoordelijkheid opnemen voor wat de planeet vandaag, en morgen.

De ecopsychologie is ontstaan als een reactie op de diepgaande vervreemding van de mens van zijn natuurlijke omgeving, en de vernietigende gevolgen daarvan voor zowel de aarde als de mens. Die kloof tussen mens en natuur groeide eeuwenlang. Je zou kunnen stellen dat de diepste wortels van dat proces teruggaan naar de eerste grote transitie die de Westerse mens heeft doorgemaakt: die van een nomadisch leven als jager en verzamelaar naar een grondgebonden leven in de landbouw.

De relatie tussen mens en natuur: een Westerse geschiedenis

Doorheen onze Westerse geschiedenis gaat een rode draad van toenemende vervreemding van de mens met zijn omgeving. Vanaf het ogenblik dat hiërarchie in de sociale gemeenschappen werd geïntroduceerd, en de mens een onderlinge strijd aanging om land en macht, groeide de verwijdering tot de natuurlijke omgeving. De Joods-Christelijke traditie - die het aardse en lichamelijke als een voorlopige verblijfplaats beschouwde en de menselijke geest richtte op de aanbidding van het goddelijke - versterkte deze vervreemding.

Vanaf het ontstaan van de moderne wetenschap richtte de belangstelling van de mens zich op het begrijpen van zijn omgeving door die te atomiseren: delen werden bestudeerd, de zintuiglijke waarneming buiten de kennis geplaatst en de ratio verheven tot de enige toegang tot kennis. Het spirituele werd het domein van religie, het aardse het domein van de ratio. De onderlinge verbondenheid van alles verdween uit beeld. Het westerse kapitalisme versterkt dit nog verder, door de privatisering van de natuurlijke bronnen lucht, water, energie en vooral grond.

De intrede van de landbouw

De eerste landbouwers hadden een diepe verbondenheid met de aarde. Ze bewogen mee met de seizoenen en ervaarden het mystieke in de natuur. Hun spiritualiteit en levensritme waren geënt op de mysteries van de natuur en haar processen in weer en seizoenen. Voor onze verre voorouders was de natuur levend, de mens en zijn omgeving waren intens verweven.

De landbouw leidde geleidelijk tot beter overlevingskansen van de mens. Bevolkingsaantallen groeiden. Er kwam ruimte voor de ontwikkeling van een diversiteit aan beroepsgroepen. Steeds meer mensen konden hun tijd besteden aan cultuur, filosofie en het verwerven van macht. Grondbezit werd de inzet van spanningen tussen volkeren en legde binnen volkeren een basis voor een hiërarchisch georganiseerd sociaal systeem, waar grondbezitters aan de top van de sociale ladder stonden. Sociale ongelijkheid heeft - naar mijn aanvoelen - hier zijn oorsprong.

Belangrijk ook is dat de vrouw, die in de nomadische en vroeg agrarische samenleving (minstens) een evenwaardige plek had in de gemeenschap, naar een positie in de achtergrond verschoof: ze werd verantwoordelijk voor haard en kroost. Het publieke leven van denkers, religieuze leiders en grondbezitters werd door mannen gedomineerd. Daarmee verschoven ook vrouwelijke waarden als zorg en verbondenheid met de aarde gaandeweg naar de achtergrond. De sociale wereld werd in toenemende mate gedomineerd door de drang naar vooruitgang, groei, strijd en macht.

Van natuurreligie naar het dogma van de kerk

Vanaf de zesde eeuw verspreidde het Christendom zich in Europa, verdrukte de natuurreligies en legde haar eigen symbolen over de oude animistische religieuze symboliek. Geloof werd losgekoppeld van natuur. De geest van de mens werd gericht op God, en op het leven na de dood. Voor de middeleeuwse mens werd het aardse een doorgangsplaats naar het eeuwige. Het natuurlijke (lijf, aarde, natuur) werd onrein en bedreigend. Spiritualiteit, van oudsher diep verbonden met het natuurlijke, vergeestelijkte tot de relatie tussen mens en één almachtige God.

Wetenschappelijke ontwikkelingen

De opkomst van de moderne wetenschap verdiepte de kloof verder. De natuur en haar processen werden geobjectiveerd. Wetenschap richtte zich op het begrijpen van de omgeving, door haar in steeds kleinere delen op te delen. De nadruk op het intellectueel begrijpen van 'de dingen' verdrukte de ervaring en het aanvoelen van de werkelijkheid, die als niet 'wetenschappelijk' werd beschouwd. De werkelijkheid 'atomiseerde' in de geest van de mens. De visie op de samenhang van alles met alles ging verloren. De mens werd (en wordt) beschouwd als het enige wezen met een reflectief bewustzijn, dat zich precies daardoor afscheidt van de verder niet-bewuste wereld van planten, dieren, bergen, water, winden, aarde en natuurlijke ritmes.

Industrialisering

De industrialisering maakte deze afscheiding compleet. Steeds meer mensen wijdden hun arbeid toe aan productie en diensten die los komen te staan van de natuur. De landbouw gaat door een immense schaalvergroting. De natuur werd gezien als een onuitputtelijke bron van levenloze materialen die de mens vrij ging onttrekken van de aarde en gebruiken in de productie van energie en goederen. Het moderne economische proces wordt dominant. Mensenlevens - in de vorm van arbeidstijd - worden productiemiddelen. Het arbeids- en levenstempo groeit exponentieel. De mens - die altijd tijd tekort heeft - raakt totaal vervreemd van zichzelf en zijn natuurlijke omgeving. Haast elke zorgarbeid (voedselproductie, opvoeding van kinderen, zorg voor ouderen, zorg voor de natuur, ...) wordt opgenomen in een geprofessionaliseerd economisch proces.

De collectieve vervreemding en de 'verdingelijking' van de levende omgeving leidt tot verwoesting van de natuur, uitsterven van planten en dieren, uitputting van energiebronnen. De mens verbruikt de aarde in een hoog tempo. Vanaf de jaren 60 van de 20ste eeuw groeit dit besef. In 1968 richtten enkele Europese wetenschappers de Club van Rome op, om hun bezorgdheid over de toekomst van de wereld uit te drukken. In hun wereldwijd bekende rapport 'Grenzen aan de groei' schetsten ze de gevolgen van de economische groei voor het milieu. Het rapport zorgde ervoor dat het thema voor het eerst op de politieke agenda komt te staan. Activisten en wetenschappers uit verschillende wetenschappelijke disciplines uiten hun bezorgdheid en proberen het tij te keren. Het wordt vechten tegen een economische reus, die als dominante aanname diep in de perceptie van de sociale werkelijkheid is geworteld.

Vanaf de jaren 70 leidde de toenemende uitputting van de natuurlijke bronnen, het uitsterven van soorten, de dreigende klimaatproblematiek en het overladen van de aarde met de afvalstromen van het kapitalisme, tot bezorgdheid van steeds meer wetenschappers en burgers. Milieu-activisten raakten opgebrand en cynisch in hun onvermogen om de harten van de mensen te winnen en het tij te keren. Kritische bewegingen als Deep Eology ontstonden, en mensen als Joanna Macy deden belangrijk werk om (het lijden van) de mens weer te verbinden met (het lijden van) de aarde.

Vervreemding en eco-psychose


Het tij lijkt niet te keren. Het blijkt onmogelijk om de kracht van de dominante aannames waarop onze moderne wetenschap en economie gebaseerd zijn te doorbreken. Het levensritme neemt alsmaar toe. De Duitse socioloog Hartmut Rosa (in zijn boek 'Resonance', 2016) ziet in deze exponentiële versnelling de kernoorzaak van een even stijl toenemende vervreemding van de mens ten opzicht van zichzelf, de ander en de omgeving. De maatschappelijke versnelling dwingt de mens om voortdurend bezig te zijn met het veiligstellen van zichzelf en zijn plek in de wereld. Kansen tot resonantie met anderen, de natuur, schoonheid en spiritualiteit reduceren met eenzelfde snelheid.

Ook de psychologie evolueerde mee in de dominante aanname dat de mens als individu los staat van zijn (natuurlijke) omgeving. Psychologie werd het begrijpen en behandelen van de menselijke psyche, opgesloten binnen de grenzen van het menselijke lichaam. In de jaren 60 werden daar voor het eerst grote vraagtekens bij geplaatst. Harold F. Searles bijvoorbeeld, klaagt aan dat in de psychologie en psychiatrie de niet-menselijke omgeving als irrelevant gezien wordt voor de menselijke persoonlijke ontwikkeling en voor de ontwikkeling van psychiatrische ziekte, alsof menselijk leven in een vacuüm plaatsvindt. Ook psycholoog James Hillman (1926-2011) uitte een belangrijke zorg over zijn vakgebied: 'Ik wil niet dat de psychologie opgeslokt wordt in de krochten van de innerlijkheid, verloren loopt in haar eigen labyrintische exploraties en bijzonderheden van herinneringen, gevoelens en taal, of zelfs de nog kleinere interioriteit van de biochemie, genetica en brein dissectie.'

Antropoloog Gregory Bateson (1904-1980) wijst er in 1979 op dat de perceptie van afgescheidenheid, van mij en jou, van jou en het bos, van het bos en het weer, een illusie is. Hij stelt dat die grenzen door de mens zelf zijn opgetrokken. We zijn altijd in relatie, zegt Bateson. Onze zelf bedachte grenzen hebben ons getraind om naar onszelf te kijken als een individu dat losstaat van het geheel. Maar, zegt Bateson, alles wat we zijn, denken en doen maakt deel uit van een netwerk, van een ecologie. Zolang we onszelf en de wereld om ons heen blijven beschrijven als afgescheiden, creëren we limieten aan ons vermogen om de relaties en de dynamieken in de relaties te zien en te begrijpen.

Marc Hathaway en Leonardo Boff (The Tao of Liberation: Exploring the Ecology of Transformation, 2009) spreken van 'ecopsychose. Daarmee verwijzen ze naar 'de perceptie dat we geïsoleerde ego's zijn die afgescheiden zijn van anderen, waardoor onze ethische plicht tot andere mensen, andere levende wezens of de aarde zelf vervalt. Deze collectieve losgeslagenheid van het web van leven kan volgens hen enkel hersteld worden door psychologisch werk dat ons stimuleert om onze identiteit te heroverwegen. We moeten opnieuw ontdekken dat we deel zijn van de gemeenschap en dus verantwoordelijkheid dragen voor de verbinding tussen delen.

Bij een groeiende groep menswetenschappers groeit het besef dat de afscheiding tussen mens en natuur de kern van het probleem is. De menselijke psyche wordt in toenemende mate gedomineerd door vervreemding van totaal geobjectiveerde natuur. Als dit de kern van het probleem is, dan lijkt het wijs om ook daar de kern van oplossingen te zoeken: in de (wederkerige) her-verbinding van de menselijke ziel en beleving met (de bezieldheid van) zijn natuurlijke omgeving.

Biofilie, of de (aangeboren) liefde voor de natuur


Sociaalpsycoloog Erich Fromm (1900 - 1980) hanteerde de term biofilie voor de hartstochtelijke liefde voor het leven en alles wat leeft. Hij meende dat de moderne kwaden verband hielden met een verlies van ons onbewuste gevoel van verwantschap met de natuurlijke wereld. Fromm zag daarin de oorzaak van sterke gevoelens van scheidingsangst en -verdriet, die echter niet als zodanig herkend worden. 'De grond, de dieren en de planten vormen nog steeds de wereld van de mens', schreef hij. 'Hoe meer de mensheid zich losmaakt uit deze primaire verbanden, hoe meer ze het contact verliest met de natuur, en hoe sterker ze gaat verlangen naar nieuwe middelen om te ontkomen aan de gevolgen van die afzondering.'

Existentieel psycholoog Rollo May (1909-1994) schreef in 1953 dat de relatie met de natuur onontbeerlijk is voor onze identiteit en aan onze ervaring een rijke dimensie toevoegt die het leven vervult van betekenis. Verbindingen met de natuurlijke wereld versterken onze ervaring van uniek levend wezen te zijn. Die verbondenheid vermindert gevoelens van angst en zinloosheid, en stimuleren creativiteit en veerkracht.

De term biofilie werd in de jaren '80 opnieuw geïntroduceerd door De Amerikaanse bioloog E.O. Wilson en ontwikkelde zich sindsdien tot de hoeksteen van de milieupsychologie. Volgens Wilson beschikt de mens over een aangeboren ontvankelijkheid voor bepaalde aspecten van de natuur. Wilson zegt dat mensen erop geëvolueerd zijn om bijzonder goed te zijn in het vormen van relaties. We zijn daarin zo goed dat de hersenen wel een 'relatie-orgaan' worden genoemd. De liefde voor de natuur, en de vanzelfsprekende zorg die uit die liefde voortkomt, zijn ons aangeboren. 

Ecopsychologie: een zich ontvouwende discipline


Ecopsychologie is het gebied van wetenschap en praktijk dat zich richt op het herstellen van de relatie tussen mens en natuur. Het heeft tot doel het bewustzijn van verbondenheid wakker te maken, waardoor de mens zich een actief deel voelt van het complexe ecosysteem. Vanuit dat bewustzijn kan de mens verantwoordelijkheid opnemen voor het ecosysteem, waarvan hij onlosmakelijk een deel vormt.

Sommige ecopsychologen verwijzen naar Carl Gustav Jung (1875-1961), als de grootvader van de ecopsychologie. Jung was in zijn tijd een van de weinigen psychotherapeuten die al aandacht schonk aan de relatie tussen mens en natuur. Jung zag het verband tussen wat in onze innerlijke wereld gebeurt en in de wereld rond ons.

Van psycho-ecologie naar ecopsychologie

In 1963 gebruikte Robert Greenway, journalist en (wildernis)educator - in die tijd samenwerkend met Abraham Maslow, voor het eerst de term 'psycho-ecology'. Twintig jaar later zal Shapiro, een student van Greenway een discussiegroep opzetten rond psycho-ecology. Theodore Roszak, historicus, schreef - geïnspireerd door deze groep - een essay waarin hij opriep tot de ontwikkeling van een vakgebied dat zich focust op de verbinding tussen mens en natuur. Hij gebruikte voor het eerst de term 'ecopsychologie'. Het boek dat uiteindelijk uit dit essay voortkwam - The voice of the Earth (Roszak, 1992) werd een belangrijk fundament onder de verder ontwikkeling van de psycho-ecology, of ecopsychologie zoals Roszak het ging noemen.

Voor Roszak is een ontwikkeling van een psychologie die de mens verbindt met zijn natuurlijke omgeving cruciaal voor zowel de toekomst van de aarde als van de mens zelf. Hij stelt voor een wetenschappelijke discipline en praktijk te ontwikkelen die ertoe moet leiden dat de mensheid een maturiteit ontwikkelt naar een ethische verantwoordelijkheid voor de planeet, die even levendig ervaren wordt als onze ethische verantwoordelijkheid tegenover andere mensen.

De term ecopsychologie zorgde sindsdien wel voor discussie binnen het zich ontvouwende veld van kennis en praktijken. Zoals de naam doet vermoeden, wijst die in de richting van de psychologische wetenschap, en trekt daardoor vooral psychologen en therapeuten aan. In 1993 komen Roszak en Ralph Metzner (psycholoog, therapeut, stichter van The Green Earth Foundation) overeen dat de ecopsychologie niet moet gezien worden als een stroming binnen de psychologische wetenschappen, maar als een kritiek op de sociale wetenschappen in het algemeen.

Deep Ecology

In dezelfde periode, buiten het academische terrein, ontstond onder invloed van de Noorse filosoof Arne Naess (1912-1990) de Deep Ecology beweging. Hij uitte kritiek op het antropocentrische beeld van het toenmalige milieuactivisme waarin de bescherming van de natuur werd gedreven vanuit het eigenbelang van de mens. Naess zei dat het niet genoeg is om ecologische ideeën te hebben. We hebben een ecologische identiteit nodig. Gelinkt aan de Deep Ecology beweging begon Joanna Macy met het werk dat weer verbindt.

International Ecopsychology society

Gaandeweg en op diverse continenten ontstaat een groeiende gemeenschap mensen die zich inzetten voor de herverbinding met de mens met zijn (natuurlijke) omgeving. Het vakgebied ontwikkelt zich en er ontstaat een community van mensen die elkaar wereldwijd beginnen te vinden. Het vakgebied wordt nog sterk geïdentificeerd met de psychologie en er groeit gaandeweg de beweging om aanknopingspunten te cultiveren met andere vakgebieden. Tegelijk groeit nu ook een beweging om zich ook voluit te engageren in maatschappelijke kwesties die ook oog hebben voor sociale onrechtvaardigheid en dekolonialisering.

In 2005 werd de European Ecospsychology Society (EES) opgericht in Zwitserland. In 2017 werd dit de Internationale Ecopsychologie Society (IES). De ecopsychologie, die zich snel ontwikkelt, verzet zich tegen het diep gewortelde antropocentrische geloof dat de mens de enige soort is met bewustzijn. De discipline gaat in tegen het geloof dat de mens en de natuur losstaan van elkaar. De mens is deel van het grotere geheel van bewustzijn, kan zijn weg weer vinden naar zijn verbonden plaats in het geheel en vanuit dit bewustzijn van verbondenheid empathisch leren handelen ten opzichte van de natuur en de aarde.

Robert Greenway stelt dat de fundamentele uitdaging van de ecopsychologie erin bestaat om de menselijke geest terug in de natuurlijke wereld te lokaliseren, en te begrijpen ook die relatie wederkerig is. Greenway: 'Ecopsychologie kan best gezien worden als een ruimte voor denken, taal en praktische acties die proberen om de mens-natuur relatie uit te drukken.' Hij stelt ook dat de ecopsychologie een grote bijdrage kan leveren, vooral door te onderzoeken hoe ons snel ontwikkelende bewustzijn interageert met andere levende wezens.

Ecotuning


In het oud Grieks betekent 'eco' 'thuis'. Eco verwijst naar onze omgeving en onze planeet. Dit perspectief kan ook geïnterpreteerd worden als een bewustzijn van de onderlinge afhankelijkheid, verbondenheid en het behoren tot de aarde.

De term 'Ecotuning' werd in 2006 ingevoerd door de International Ecopsychology Society. Ecotuning kan gezien worden als de praktijk van ecopsychologie. De term verwijst naar het proces van het creëren, ontwerpen, organiseren en begeleiden van activiteiten die mensen in verbinding brengt met hun natuurlijke omgeving. Begeleiders faciliteren het proces van het herstellen van vertrouwen in de natuur en het opnieuw opnemen van een direct contact met de natuur. Terzelfdertijd zal de begeleider ook hoge kwaliteitsrelaties aanmoedigen en ondersteunen met zichzelf, met andere mensen en met de omgeving.

Om de ego begrenzing te overstijgen en onszelf te openen voor verdere ontwikkeling van maturiteit, richt ecotuning zich op de beweging van ego naar eco. Dat omhelst herverbindend werk op drie niveaus (Marcella Danon):

  • Een naar beneden gerichte herverbinding: ons bewust worden dat alle levende wezens deel zijn van ecologische gemeenschappen in een netwerk van onderlinge afhankelijkheid.
  • Een naar binnen gerichte herverbinding: in verbinding komen met wie we werkelijk zijn en daarbij stereotype beelden (die vanuit de verhalen van buitenaf komen) overstijgen. Een innerlijke dialoog opbouwen, een kritische geest ontwikkelen, ons bewust worden van onze talenten, behoeften en echte verlangens, en onze actieve wil versterken.
  • Een naar boven gerichte herverbinding: onze mogelijkheden versterken om helemaal in het nu aanwezig te zijn, een hoger niveau van de psyche openen, waarin onze meest geavanceerde menselijke potenties schuilen. Waardoor we een breder perspectief krijgen van de werkelijkheid, meer beroep kunnen doen op ervaring, ons meer heel voelen als persoon, spontaniteit en expressiviteit groeit, onze identiteit steviger wordt, liefde groeit.

Door een diep bewustzijn van onze verbinding met de aarde wakker te maken, benaderen we onze omgeving spontaan op een nieuwe manier. We voelen onszelf als een actief deel van steeds bredere en complexere ecosystemen. Door vertrouwd te worden met de dynamische, veranderende en verrassende natuurlijke wereld, oefenen we vitale vaardigheden voor ons dagelijks leven in menselijke gemeenschappen, zoals veerkracht, emotionele intelligentie, initiatief, systeemdenken en synergetische actie.

Steeds meer toepassingen ontstaan. In verzorgingstehuizen, in educatie, in leiderschapstraining en team building, in coaching en mindfulness groeit een toenemend besef van het belang van de verbinding tussen mens en natuur. Een rijk praktijkdomein is volop in ontwikkeling. 

Persoonlijke reflecties


Een zoektocht naar verstaan

Bijna 15 jaar geleden maakte Marja De vries iets in mij wakker, met haar boek 'de hele olifant in beeld' (2007). De universele wetten die Marja beschrijft, gaven toen voor mij de eerste glimpen van een besef dat niets losstaat van iets anders. Dat alles relatie is. Het boek 'Presence' (2009) van Otto Scharmer, Peter Senge en Joseph Jaworski versterkte dat besef.

Ik begon vaker glimpen te krijgen van de onderlinge verbondenheid - en synchroniciteit - tussen mezelf en de natuur. Ik herinner mij tal van ogenblikken waarop ik diep geraakt en ontroerd werd. De sfeer van een plek, de weersomstandigheden, een statige reiger in het veld, de vorm van een boom, de ogen van de hond, het werk van een bever die de aanblik van het bos verandert, het bijzondere licht op die magische momenten bij zonsopgang en -ondergang. In een periode waarin mijn professionele leven leek vast te lopen en als te zwaar begon aan te voelen, bracht ik vele uren door in de natuur. Ik bewandelde bijna alle paden van de regio. In het begin vond ik in die wandelingen ruimte voor het voelen van opstandigheid en verdriet. Later leek de natuur mij troost en perspectief te bieden. Nog later ben ik natuur beginnen ervaren als thuis.

Ik ging mezelf steeds meer vragen stellen over de dominante logica van de systeemwereld in organisaties, die het leven degradeert tot resources in een economisch gedreven systeem. Ik zag hoe al wat leeft - van de aarde waarop we lopen, de planten die erin kiemen, de dieren die net als wij blijk geven van een levend bewustzijn, en tenslotte zelfs de mens - ondergeschikt werd gemaakt aan economisch en sociaal systemische krachten waaraan niet te ontsnappen lijkt. Ik verwonderde me over de aannames over de manier waarop wij 'werk' organiseren, waarbij mensen gedwongen worden om gedurende volledige dagen in gebouwen door te brengen, afgescheiden van de wereld daarbuiten. Ook ik leek er niet aan te kunnen ontsnappen. Taal had ik er amper voor. Wel een gevoel van onbehagen dat regelmatig de kop opstak en van mij bij wijlen een lastig mens maakte voor andere mensen in mijn (professionele) omgeving.

Ik zocht taal, invalshoeken, ideeën om te begrijpen waar mijn onbehagen vandaan kwam. Om me niet alleen te voelen in mijn kritische verwondering over hoe groot de kloof is tussen de waardigheid van het leven en organisatie van de samenleving. In 2015 bracht mijn kennismaking met de Zuid-Afrikaanse Chené Swart me bij het re-authoring werk. Het uitgangspunt van deze narratieve benadering is dat onze levens zich afspelen te midden van maatschappelijke verhalen die we voor waar aannemen. De dingen die we onszelf vertellen over wie wij als mens zijn en hoe de wereld in elkaar zit zijn verhalen die we voor waarheid zijn gaan aannemen. In het re-authoring werk leren we verwonderd kijken naar de dominante culturele verhalen en onze verhouding daarmee bepalen.

In 2017 ontdekte ik het werk van de Australische milieufilosofe Freya Mathews. De visie die ze in haar boeken For the love of matter en Reinhabiting reality uiteenzet, braken mijn laatste voorbehoud open. Ik leerde zien en aanvaarden dat de wereld vervuld is van bewustzijn en dat wij, mensen, onze relatie met alles in onze omgeving opnieuw konden bezielen. Dat we onze relatie met landschappen, dieren, planten en zelfs gebouwen en levenloze dingen kunnen vullen met verwondering, eerbied en een wil tot communicatie.

In 2019 maakte ik kennis met het denken van socioloog Hartmut Rosa (Resonance, 2016). Hij verwonderde zich over de exponentiële maatschappelijke versnelling, aangedreven door de niet aflatende dwang tot economische groei. Volgens Rosa leidt die versnelling tot vervreemding van de mens van zichzelf en anderen, van zijn waarden en spiritualiteit en van zijn (natuurlijke) omgeving. Als positief tegengestelde van vervreemding, schuift Hartmut Rosa het begrip resonantie naar voor: de ervaring van een wederkerig resonerende relatie tussen de mens en de ideeën, waarden, dingen en de omgeving waarin hij zich beweegt. Met het begrip resonantie kreeg ik voor het eerst taal voor mijn ervaringen van ontroering en geraakt zijn in de natuur en op bijzondere plekken. Alsof die ervaringen daardoor een soort legitimiteit verkregen.

Ik raakte geïntrigeerd door vragen over onze biologische verhouding tot de natuur. Over de effecten van de natuur op het lichamelijke en geestelijke welzijn van mensen. In 2020 kwam het boek Tuinieren voor de geest, geschreven door de Engelse psychiater Sue Stuart-Smith uit. Dat prachtige boek barst van wetenschappelijke achtergronden en praktijkverhalen over de verbinding mens-natuur.

In hetzelfde jaar botste ik op de inspiratiegids 'al gedacht aan de natuur als partner?' samengesteld door een groep studenten sociaal werk van de Artevelde Hogeschool. Die gids opende mijn beeld over zorg- en welzijnsinitiatieven die de verbinding tussen mens en de natuurlijke omgeving willen herstellen. Via die publicatie vond ik uiteindelijk de weg naar EarthWise Education, waarin psychologe Ann Sterckx de opleiding toegepaste ecopsychologie organiseert voor Vlaanderen en Nederland.

Waar ik nu ben

Het is nu half maart 2021. De opleiding ging twee weken geleden van start. In deze korte tijd werd ons een rijkdom en diversiteit aan inzichten en invalshoeken aangeboden via het online leerplatform. Ik sta vroeg op en besteed de eerste uren van elke dag aan studie. Ik ontdek een veld van kennis en praktijken waarvan ik geen vermoeden had dat het bestond. Ik ervaar de vreugde die hoort bij eindelijk thuiskomen na een lange tocht die ik in mijn eentje liep.

Ik worstel nog met de term 'ecopsychologie'. Het woord lijkt erop te wijzen dat de ecopsychologie een stroming is binnen de psychologische wetenschappen. De term 'psychologie' lijkt de nadruk vooral te leggen bij de psyche en het gedrag de individuele mens. Doorheen mijn studiewerk van de afgelopen twee weken ontdekte ik echter een grote openheid voor en linken met onder meer taalfilosofie (ecolinguistiek), sociologie, educatie, ecofilosofie en milieuwetenschappen. 

De studie vervult mijn ziel. Het doet mijn hart zingen. Nieuwsgierige vragen nestelen zich in mijn lijf. Hoe kan mijn Storyweaving werk eruit gaan zien wanneer ik er doelbewust de relatie mens-natuur aan toevoeg? Hoe kan het veld van de ecopsychologie de Storyweaving woordenschat verrijken? Kan ik mijn taaltalent inzetten om bij te dragen aan het herstellen van de verbinding tussen mens en natuur? Welke stimulans zal dit werkveld mij bieden om ons ecologisch stukje land en onze eenvoudige ontmoetingsruimte thuis te gaan inzetten in de herverbinding van mensen met de natuur? Wat zal ik zien wanneer ik met nieuwe ogen leer kijken naar onze eigen tuin, de velden rondom ons, de natuurgebieden in onze onmiddellijke omgeving? Zal ik mijn diepe liefde voor Haspengouw uitleven in nieuwe dimensies van mijn zelfstandige praktijk? Op welke manier kan ik bijdragen aan de bescherming van het landschap dat me dierbaar is?

Met deze vragen op de achtergrond, en een grote openheid voor nieuwe vragen die nog zullen opkomen, kom ik aan op de plek waarnaar ik zocht. Het begin van een leerreis, ondernomen met andere leergierige mensen en met veel toewijding mogelijk gemaakt door Ann Sterckx van EarthWise Education. Een heerlijke reis van ontdekken, studeren, ervaren, reflecteren over wat als gouden draad doorheen mijn leven lijkt te lopen: dat alles relatie is, en dat we ons kunnen afstemmen op die relaties. 

  • In de samenstelling van deze tekst maakte ik gebruik van het rijke bronmateriaal dat in de opleiding Ecotuner® ter beschikking wordt gesteld. Voor Vlaanderen en Nederland wordt deze training georganiseerd en begeleid door Ann Sterckx, initiatiefnemer van EarthWise Education
  •  Hier en daar vul ik aan met inzichten uit eigen bibliotheek, waarvan ik de bronnen in de tekst opnam. 
  • De leemten in kennis van namen en data vulde ik via Wikipedia.

Meer zinspelingen op...